Onderhoudsverplichting

De buitengewone kosten bij onderhoudsverplichtingen voor kinderen

Veelvuldige betwistingen komen voor bij ouders met kinderen die gescheiden zijn over de zogenaamde buitengewone kosten.

Die betwistingen zijn toe te schrijven aan absolute onduidelijkheid over de criteria van toekenning en over de inhoud en de bedragen van die kosten.
De onderhoudsverplichting voor ouders is voornamelijk vastgelegd in art. 203, § 1 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin is echter geen sprake van buitengewone kosten. Die komen wel voor in de rechtsleer en in de rechtspraktijk. Zie daarvoor:
S. BROUWERS en M. GOVAERTS, «Alimentatievorderingen»,
in Notariële Praktijkstudies, Wolters Kluwer België, 2004, 466, nr. 748.
Nagenoeg alle recente vonnissen rond de onderhoudsverplichting naar kinderen toe bevatten een bepaling van die buitengewone kosten. Een voorbeeld hiervan volgt hieronder.

In een vredegerechtvonnis van 26 juni 2008 statueert de vrederechter als volgt:

“Veroordeelt verweerder om aan eiseres te betalen t.b.v. de drie voornoemde kinderen, de helft van de volgende buitengewone kosten:
– medische kosten als daar zijn: de medische uitgaven n.a.v. hospitalisatie, thuisverpleging, orthodontie, kosten van gespecialiseerde medische of tandheelkundige onderzoeken, als daar zijn: radiologie, scanner, echografie, kinesitherapie, logopedie, bril of lenzen, steunzolen en zulks na verrekening van iedere tussenkomst van mutualiteit, hospitalisatieverzekering of elke andere derde;
– schoolkosten als daar zijn: de schooluitgaven m.b.t. de meerdaagse schoolreizen in middelbaar en hoger onderwijs, het inschrijvingsgeld, de studieboeken en –materiaal in het hoger onderwijs, de gebeurlijke huur van een studentenkamer in het hoger onderwijs, de aanschaf van een laptop, de inschrijvingsgelden, de vervoerskosten van en naar school, zoals o.m. trein- en/of busabonnement;
– naschoolse kosten als daar zijn: taalcursussen en taallabo, lid- en inschrijvingsgeld van balletschool, sportclubs, dans- sport- en taalkampen of stages, specifieke hobbykleding, muziekcursussen, muziekkampen en stages, huur of aankoop van muziekinstrumenten, sportmateriaal, cursussen en boeken, vakanties via de ziekenkas, basketkampen, chirobivaks, enz.;
– kosten voor het behalen van een rijbewijs; (hier specifiek geëist)
en dit met ingang van 01 december 2007, op voorlegging van de stavingsstukken van bedoelde uitgaven.

Persoonlijk vindt de schrijver van deze tekst dat het begrip ‘buitengewone kosten’ een onzalig beginsel is in de rechtspraak, omdat het tot zovele moeilijkheden tussen ouders aanleiding geeft. Op vragen daaromtrent bijvoorbeeld bij het redigeren van een akte van onderlinge toestemming waarbij ook de alimentatieverplichting duidelijk moet worden vastgelegd, adviseer ik doorgaans aan de betrokkenen dat ze geen buitengewone kosten in de akte moeten voorzien, maar wel de onderhoudsbijdragen betrekkelijk hoog zouden stellen. Dat vermijdt dan in de toekomst alle betwistingen rond buitengewone kosten, die nu zo veelvuldig rijzen.

Rond de thematiek hebben volksvertegenwoordiger en lid van de justitiecommissie en van de subcommissie Familierecht Sabien Lahaye-Battheu e.a. op 22 april 2008 een wetsvoorstel bij de Kamer ingediend. Het heet ‘Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat betreft de buitengewone kosten in het kader van een onderhoudsuitkering’ Zie:
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/52/1092/52K1092001.pdf.

Vooral de Toelichting bij dat wetsvoorstel geeft ons relevante informatie.

De indieners stellen dat er nergens in de wet de notie ‘buitengewone kosten’ is vermeld en dat er geen wettelijke omschrijving of definitie van het begrip bestaat. In grote trekken kunnen ze worden ingedeeld in de volgende drie categorieën:

1° de gezondheidstoestand van het kind (belangrijke (para)medische uitgaven zoals hospitalisatiekosten, chirurgische ingrepen, bijzondere medische behandelingen,…);

2° de opleiding van het kind (inschrijvingsgeld, kosten van hogere studies, studiemateriaal, schoolreizen,…);

3° de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind (taalkampen, culturele activiteiten, sportkampen,…).

Het gevolg van het ontbreken van de wettelijke basis voor die ‘buitengewone kosten’ is dat de rechtspraak heel verschillend is en dat rechters vaak verschillende criteria voor het bepalen van die ‘buitengewone kosten’ hanteren.

Zo stelt een arrest van het Hof van Beroep in Brussel in 2005 (Verwijzing naar Brussel 15 november 2005, 2003/KR/428, onuitg.) dat alle medische kosten en paramedische kosten (logopedie, lenzen, brilglazen maar niet de gewone huisartsconsultaties) en de kosten van hogere studies (verplaatsingen, huur studentenkamer, cursussen) beschouwd konden worden als buitengewone kosten. Kosten van schoolreizen van meer dan één dag, hobby’s en culturele opvoeding werden niet beschouwd als buitengewone kosten.

Een Franstalige kamer van het Hof van Beroep van Brussel stelde echter in 2004 dat alle schoolkosten als buitengewoon aangezien moesten worden en dat de ouders dus ook allebei moesten instaan voor meerdaagse schoolreizen zoals bos- of sneeuwklassen. (Verwijzing naar Brussel (Jk.) 10 december 2004, 2004/JR/94, onuitg.)

Als «buitengewoon» worden doorgaans de uitgaven met een uitzonderlijk, onverwacht, onvoorzien, noodzakelijk en eenmalig karakter aanvaard waarbij die criteria niet cumulatief aanwezig moeten zijn. Dat lijkt wel een goede basis te zijn voor een omschrijving.

Conflictscheppend is ook de veroordeling door de rechter tot een maandelijks onderhoudsgeld én de helft van de buitengewone kosten. In die gevallen beslist immers de onderhoudsgerechtigde alleen over dergelijke uitgaven en kan de andere ouder niet anders dan een beroep doen op een rechter om zich daartegen te verzetten.

Een nieuw wettelijk systeem met objectivering  van  de onderhoudsuitkeringen waarbij ook rekening wordt gehouden met de buitengewone kosten zou een uniformisering in de rechtspraak tot stand brengen en een gelijke billijke behandeling van elk kind moeten garanderen. Ook bij het opstellen van de akte van onderlinge toestemming zouden de ouders heel duidelijk moeten overeenkomen over de onderhoudsuitkering en daarbij rekening houden met de bijzondere kosten.

Het principe moet zijn dat de «gewone» onderhoudsuitkering, samen met de kinderbijslagen en de eigen bijdrage van de ouder bij wie de kinderen gedomicilieerd zijn, voldoende moet zijn om de kosten van de kinderen te dekken. Buitengewone kosten moeten heel beperkend worden geïnterpreteerd.

Het wetsvoorstel van de kamerleden wil dan ook een artikel 203 quater invoegen in het Burgerlijk Wetboek. Dat zou als volgt geformuleerd zijn:

«Art. 203quater. — Indien een ouder door een rechterlijke beslissing veroordeeld wordt tot de betaling van een onderhoudsuitkering om te voldoen aan zijn verplichting die voortvloeit uit artikel 203, § 1, of 203bis, kan hij ook tot een bijdrage in de buitengewone kosten van onderhoud, opvoeding en opleiding worden verplicht.

Buitengewone kosten zijn kosten met betrekking tot de gezondheidstoestand, de opleiding en de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind en hebben een uitzonderlijk, onvoorzien, en noodzakelijk karakter.».

We moeten nog afwachten of dit wetsvoorstel in de Kamer in bespreking komt en of het kans maakt om aangenomen te worden. Alleszins geeft dit initiatief de gelegenheid om tot betere inzichten te komen in het begrip en in de toepassing van die ‘buitengewone kosten’.

Ghislain Duchâteau

14 juli 2008