Omgangsrecht

Tweeverblijfsregeling

De term \’tweeverblijfsregeling\’ wordt soms gebruikt voor \’co-ouderschap\’. Dit is juridisch niet correct. Co-ouderschap betekent het samen uitoefenen van je ouderlijk gezag. Het co-ouderschap van ouders is de algemene regel. Waar de kinderen hun hoofdverblijf hebben staat hier los van, en ook of voor hen een tweeverblijfsregeling kan afgesproken worden.

Een tweeverblijfsregeling wordt door de rechter niet gemakkelijk toege­staan. De wet gaat er immers van

uit dat de ouder bij wie het kind het mees­te verblijft ook het zwaartepunt van de verantwoordelijkheden moet krijgen onder de vorm van het hoofdverblijf. Een tweeverblijfsregeling wordt soms toegestaan bij wijze van overgangsmaatregel.

De rechter zal slechts zelden een tweeverblijfsregeling opleggen (bv. Brussel 3e K.. 24 februari 1998, R.T.D.F. 2/1999, p.285). Meestal wordt deze regeling uitge­sproken op basis van een vooraf bestaand akkoord tussen de ouders. Uiter­aard zal de tweeverblijfsregeling slechts functioneren wanneer beide ouders instemmen met het project. Overigens is men het erover eens dat voor een tweeverblijfsregeling de ouders het best in elkaars buurt blijven wonen, zodat de school gemakkelijk bereikbaar blijft en de situatie van het kind stabiel blijft. Leeftijd en mobiliteit van de kinderen spelen natuurlijk een grote rol (ParI.Vr. Els Van Weert, 26 april 2000).

Voorbeelden:

2 Omgangsrecht over de kinderen

Een omgangsrecht voor de ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijf niet hebben wordt normaal altijd toegekend. Uitzonderlijk zal een ouder geen omgangsrecht krijgen; zo\’n weigering van omgangsrecht is altijd voorlopig.

Homofilie

Is op zichzelf geen voldoende reden om omgangsrecht te weigeren (Hof van Beroep Gent 10 december 1982, R.W. 1984-85, 2134: In eerste aanleg had de voorzitter van Brugge op 15 april 1981 aan een homoseksuele vader die met zijn partner samenwoonde bezoekrecht geweigerd. De man had een bezoekrecht gevraagd, de moeder had zich daar niet principieel tegen verzet, en wenste alleen dat het bezoekrecht beperkt zou zijn. De kinderen waren 9 en 7 1/2 jaar oud. De voor­zitter ontzegde de vader elk bezoekrecht omwille van zijn homoseksualiteit en haalde in zijn beslis­sing nogal wat vooroordelen over deze seksuele voorkeur aan. Deze beslissing werd door het Hof van Beroep van Gent ongedaan gemaakt, met de volgende uitleg: \’De homofiele ingesteldheid van de man kan op zichzelf geen reden zijn om de band met zijn kinderen te verbreken, zeker nu het maatschappelijk onderzoek dat ter zake is verricht, niet uitwijst dat de vader deze gerichtheid op zijn kinderen zou proberen over te brengen, en er ook geen sprake is van pedofiele neigingen bij de appellant of zijn vriend. Het blijkt ook niet dat de vader in criminogene milieus vertoeft zoals de vrouw insinueert. Het is dus niet tegen het belang van de kinderen een bezoekrecht toe te staan\’ . Zo kreeg de vader een bezoekrecht van de eerste, derde en eventueel vijfde zaterdag, en elke tweede en vierde zondag van elke maand, telkens van 10 tot 18 uur, en de eerste week van de zomervakantie (R.W. 1984-85,2135, met noot Johan Pauwels) (zie ook nr. 107 voor homoseksuele ouder die het hoofdverblijf van het kind vraagt).

 

Een vrouw had a1coholproblemen, nam teveel geneesmiddelen; de rechter vond dat zij de taak van het opvoeden van een kind niet aankon, en dat zij, op sommige ogenblikken, een waar gevaar voor het kind was, zowel op moreel als materieel vlak (4 januari 1984, geco in Marie­France Lampe, 17).

Een ouder die zich sinds de prille jeugd van het kind nooit om hem bekommerd had, kreeg geen omgangsrecht (Rb. Brugge 15 januari 1969, J.T. 1969,22).

Een vader woonde in bij zijn vader, tegen wie een strafonderzoek wegens seksueel misbruik van de kinderen hangende was. Hij verkreeg geen omgangsrecht (Antwerpen, 3e K. II april 2000, A.JT 2000-2001, 684).

 

III Het ‘klassieke’ omgangsrecht ziet er meestal als volgt uit:

– een weekeinde om de 14 dagen, nl. elk eerste, derde en eventueel vijfde

Weekend van elke maand, van zaterdagmorgen 10 u tot zondagavond 18 u

– de helft van alle schoolvakanties van meer dan 4 dagen. De meeste rech­ters voorzien dat deze helften afwisselen: in onpare jaren de eerste helft, in pare jaren de tweede.

Voor de zomervakantie kun je opsplitsing van het bezoekrecht vragen in 2 x

14 dagen, deze formule wordt vaak verkozen voor kleine kinderen.

Hoe organiseer je praktisch de dagen en uren van het omgangsrecht en van de verdeling van de vakantieperiode?Een voorbeeld (Vz. Rb. leAanleg Leuven, 1992 en 6 december 1996)

Weekend omgangsrecht!

 

Er zijn geen moeilijkheden bij een weekend omgangsrecht om de 14 dagen of om de 2 weken daar het begin en het einde ervan met dag en uur bepaald worden.

Dit omgangsrecht loopt door over het ganse jaar en dus ook tijdens de vakantieperiodes; tijdens deze vakantieperiodes wordt het echter geschorst en vervangen door de voorziene vakantierege­ling.

Is een weekend omgangsrecht voorzien in het eerste, derde en eventueel vijfde weekend van de maand, stelt zich een probleem het eerste en vijfde weekend van de maand voor zover de weekends die twee maanden overbruggen. De regel is dat de dag waarop het bezoekrecht een aanvang neemt bepalend is voor het weekend.

Bijvoorbeeld: het omgangsrecht neemt een aanvang op een vrijdag om 18 uur; indien deze vrijdag de 31 e van de maand is dan betreft het een vijfde weekend; voor het eerste weekend van de maand dienen derhalve alle dagen van het weekend waarop het omgangsrecht betrekking heeft in de nieu­we maand te vallen of, in dezelfde veronderstelling als hierboven, de eerste van de maand moet minstens op de vrijdag vallen.

Tijdens de vakantieperiodes wordt de vakantieregeling toegepast.

Schorsing weekend omgangsrecht!

Het is duidelijk dat tijdens de vakantieperiodes het weekend omgangsrecht niet doorgaat en gedu­rende deze periodes vervangen wordt door de voorziene vakantieregeling. Na deze vakantierege­ling gaat het weekend omgangsrecht gewoon door en zo is het best mogelijk dat een ouder die bij­voorbeeld de kinderen op bezoek ontvangen heeft gedurende de tweede helft van de vakantie deze kinderen het volgende weekend terug op bezoek ontvangt.

Schoolvakanties

De duur van een officiële vakantie is een theoretisch begrip en in feite wordt als schoolvakantie ervaren de periode die begint op de eerste volledige dag dat het kind van school wegblijft tot en met de laatste volledige dag dat het kind thuisblijft; deze periode is de \’schoolvakantie\’.

Bijvoorbeeld: vele vakanties beginnen officieel op een maandag na een weekend o.m. de paasva­kantie; de kinderen blijven echter thuis van vrijdagavond voor het weekend. De \’schoolvakantie\’ betreft dan ook de periode beginnende van zaterdag tot en met de laatste dag dat het kind thuisblijft wat voor de paasvakantie de laatste zondag van deze vakantie is.

Deze regeling geldt voor alle schoolvakanties van minstens vier dagen met uitzondering van de grote zomervakantie, hiervoor is een afzonderlijke regeling voorzien daar deze vakanties dikwijls vroeger een aanvang nemen dan op I juli en later eindigen dan op 3 I augustus:

Het aantal volledige dagen dient normaal in helften opgesplitst te worden.

Bij een paar aantal dagen stelt zich geen probleem; het uur van begin en einde wordt hierna behandeld.

Bij een onpaar aantal dagen eindigt de eerste helft halfweg, dit is om 14 uur de middelste dag ter­wijl de tweede helft op datzelfde moment een aanvang neemt.

Bijvoorbeeld: de allerheiligen- of herfstvakantie 2002 loopt van zaterdag 26 oktober tot en met zondag 3 november of een periode van 9 dagen; de eerste helft eindigt dan op woensdag 30 oktober om 14 uur en de tweede helft van deze vakantie neemt een aanvang op hetzelfde uur.

Hou er in dit verband rekening mee dat een officiële vakantie van bijvoorbeeld slechts drie dagen of van zelfs twee dagen aanleiding kan geven tot de uitoefening van het omgangsrecht indien deze officiële vakantie aanleunt bij een weekend wat tot gevolg heeft dat het kind een vakantie heeft van 5 of 4 dagen die dan weer in helften dient opgesplitst te worden.

Grote vakantie

Deze vakantie strekt zich uit van I juli tot en met 31 augustus. De eerste helft hiervan is de volledige maand juli en de tweede helft de volledige maand augustus.

Indien elke maand nog in helften verdeeld wordt betekend de eerste helft van de maand juli de periode gaande van de eerste tot en met de vijftiende dag van deze maand en de tweede helft de zestiende dag tot en met de eenendertigste dag van de maand; hetzelfde geldt uiteraard voor de maand augustus.

Uren van aanvang en van einde van het bezoekrecht

De uren met betrekking tot de aanvang en het einde van het weekend omgangsrecht zijn steeds dui­delijk in het bevelschrift bepaald en vragen geen uitleg.

De vakantieperiodes van minstens vier dagen en ook de grote vakantie: nemen een aanvang de voor­avond van de eerste volledige dag om 20 uur om te eindigen de laatste volledige dag om 20 uur. Voor de opsplitsing in helften dient onderscheid gemaakt te worden tussen:

Vakantieperiodes van minstens vier dagen met een even aantal dagen: de eerste helft eindigt de laatste volledige dag om 19 uur terwijl de tweede helft derhalve op dat zelfde moment of op de vooravond van de eerste dag van deze helft om 19 uur een aanvang neemt om te eindigen de laatste volledige dag om 19 uur.

Vakantieperiodes van minstens vier dagen met een onpaar aantal dagen: de eerste helft eindigt en de tweede helft neemt een aanvang om 14 uur de middelste dag (zie hierboven). Vakantieperiodes in juli en augustus: iedere helft neemt een aanvang en eindigt zoals hierna bepaald:

In de veronderstelling dat de volledige vakantie in helften verdeeld wordt: van 30 juni om 20 uur tot 31 juli om 20 uur en van 31 juli om 20 uur tot 31 augustus om 20 uur

In de veronderstelling dat elke maand in helften wordt verdeeld: van 30 juni om 20 uur tot 15 juli om 20 uur; van 15 juli om 20 uur tot 31 juli om 20 uur; van 31 juli om 20 uur tot 15 augus­tus om 20 uur en van 15 augustus om 20 uur tot 31 augustus om 20 uur.

In de pare jaren verblijven de kinderen tijdens de eerste helft van de schoolvakanties van 4 dagen en meer en tijdens de grote vakantie bij de moeder, en tijdens de tweede helft bij de vader. In de onpare jaren geldt de omgekeerde regeling.

Deze regeling geldt uiteraard alleen in de veronderstelling dat in het bevelschrift zelf geen regeling is voorzien.

Het is verstandig om het omgangsrecht vast te leggen op een jaarkalender.

Je stipt eerst alle \’omgangsrechtweekends\’ aan, daarna vul je de schoolvakanties in en je

Verdeelt ze

Zoals hierboven uiteengezet (Vr KGD Leuven I december 1994, BRK 11.301,Baliekrant

Leuven mei 1995, p.II-13).

Speciale modaliteiten of bepalingen bij het omgangsrecht

Als je serieuze redenen hebt kun je aan de vrederechter vragen aan het omgangsrecht van je echtgenoot bepaalde beperkingen te verbinden.

Voorbeelden:

– je bent bang dat hij de kinderen zou ontvoeren: je kunt vragen dat het

Omgangsrecht bij jou thuis, of bij je ouders, of bij een vertrouwenspersoon zou doorgaan

– je echtgenoot is weggelopen met zijn nieuwe relatie: je kunt vragen dat

Het bezoekrecht alleen in afwezigheid van die persoon zou doorgaan

– je echtgenoot heeft een alcoholprobleem: je vraagt dat hij de kinderen niet met de auto zou mogen vervoeren, en dat hij verbod krijgt om ermee op café te gaan.

– je echtgenoot is gewelddadig tegenover de kinderen, of heeft ze seksueel benaderd: je staat erop dat het bezoekrecht alleen maar mag doorgaan in.

Omgangsrecht voor de grootouders

Vaak verliezen de grootouders contact met hun kleinkinderen bij de feitelij­ke scheiding of echtscheiding van hun zoon of dochter. Sinds de wet van 13 april 1995 kunnen de grootouders en met hen elke persoon die een bijzondere band met een kind heeft zich tot de jeugdrechtbank wenden om een omgangsrecht af te dwingen.

Grootouders hebben uiteraard een beperkter omgangsrecht dan een gescheiden vader of moeder, vaak wordt een omgangsrecht toegestaan voor 1 dag per maand en wat langer (2-3 dagen) tijdens de schoolvakanties.

In uitzonderlijke omstandigheden zal de rechter aan de grootouders een omgangsrecht weigeren.

Voorbeelden:

Een grootouder vroeg omgangsrecht met als enige bedoeling het kleinkind opnieuw in contactte brengen met een ouder aan wie elk omgangsrecht met het kind was ontzegd.

Grootouders stonden op zeer slechte voet met de moeder van de kinderen, een omgangsrecht

Van de grootouders zou de kinderen destabiliseren (Jrb. Dendermonde 10 juni 1997, gec., zoals het vorige voorbeeld in Els De Groote, p.13-14).

De moeder van een kind weigerde haar ouders een omgangsrecht toe te staan omdat zij er vast

Van overtuigd was dat een bezoekrecht bij haar ouders een gevaar voor het kind vormde. De

Raadkamer stelde haar buiten vervolging (na klacht van de grootouders wegens weigering van

Hun omgangsrecht) omdat de moeder zich in een soort noodtoestand bevond (Gent 6 oktober

2000, T.G.R. 2001,114).

Op reis met de kinderen:

Tot 12 jaar kun je op de bevolking een officieel bewijs krijgen van de identiteit van je kind. Eens het 12 jaar is, heeft het recht op een eigen identiteitskaart. Verder heeft elk kind dat reist naar een bestemming waar een internationaal paspoort nodig is (een niet-Schengenland dus), de plicht om een individueel kinderpaspoort bij zich te hebben.

Deze verplichting werd op 1 september 1999 ingevoerd om kinderontvoe­ring en -smokkel te voorkomen.

Telefonische contacten:

Telefonisch contact tussen de ouder bij wie het kind niet verblijft en het kind is een vanzelfsprekend recht geworden. Bij onenigheid over de modaliteiten kunnen de ouders aan de rechtbank vragen hieraan duidelijke perken te stellen. Voorbeelden:

Een vader had een omgangsrecht van I weekend per maand. En kreeg van de rechtbank het recht om met zijn 2 kinderen per gsm te bellen:

Artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (New York 20 november 1989) bepaalt dat een kind dat in staat is zich een eigen mening te vormen, van de staat het recht moet krijgen om die mening te laten kennen in zaken die het aanbelangen: \’Hiertoe wordt het kind met name in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in iedere gerechtelijke en admi­nistratieve procedure die het kind betreft, hetzij rechtstreeks, hetzij door tus­senkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instelling, op een wijze die verenigbaar is met de procedureregels van het nationale recht.\’

In België heeft dit geleid tot een wijziging van het gerechtelijk wetboek in die zin dat \’een minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermo­gen beschikt, in elk geding dan hem betreft, op zijn verzoek of bij beslis­sing van de rechtbank kan worden gehoord door de rechter of door de per­soon die deze aanwijst\’ (Wet 3 juni 1994). Dit geldt voor allerhande procedures, niet alleen over het hoofdverblijf en het omgangsrecht of de goederen, maar ook bv. over een adoptie of een naamsverandering.

Wat de rechtbank beschouwt als \’voldoende onderscheidingsvermogen\’ van een kind wordt geval per geval bekeken. Zo beschouwde het Hof van Beroep te Brussel kinderen van 9-10 jaar als voldoende wijs om een stand­punt te hebben over hun schoolkeuze (Brussel 9 februari 1999, JT. 2000, p.150).

Ook de wet op de jeugdbescherming werd gewijzigd. Zo moet de jeugd­rechtbank kinderen vanaf 12 jaar oproepen om gehoord te worden in geschillen tussen zijn ouders of de personen aan wie het ouderlijk gezag is toevertrouwd. Vraagt een kind jonger dan 12 om gehoord te worden en wordt hij afgewezen, dan is tegen die afwijzing geen beroep mogelijk.

Hoe werkt het hoorrecht in de praktijk?

Het kind wordt per brief opgeroepen door de rechtbank. Het kind mag wei­geren te komen of weigeren te spreken. De rechtbank hoort het kind buiten de aanwezigheid van de partijen en hun advocaten, alleen de griffier is erbij en noteert een samenvatting van de verklaring van het kind. De partijen krijgen hiervan geen kopie, ze kunnen het document gaan inkijken op de griffie.

Meestal ondervragen de vrederechter (en de voorzitter in kort geding) het kind niet zelf maar vragen zij een sociale dienst of een deskundige die zij aanwijzen een maatschappelijk verslag op te stellen met een advies over de regeling die het beste geschikt is voor het kind.

Alleen de jeugdrechter is wettelijk verplicht het kind te horen vanaf de leef­tijd van 12 jaar, over \’geschillen tussen personen aan wie het ouderlijk gezag is toevertrouwd, wanneer punten worden behandeld die gaan over het gezag over zijn persoon, het beheer van zijn goederen, de uitoefening van het bezoekrecht of de aanwijzing van een persoon bij wie het kind geplaatst wordt\’ (art. 56bis wet 8 april 1965 op de Jeugdbescherming en art 931 Oer.W dat geldt voor alle minderjarigen. ook deze jonger dan 12 jaar, zoals uitgebreid door de wet van 30 juni 1994).

Vermeldenswaard is nog art. 22bis van de Grondwet dat handelt over de rechten van het kind, en ingevoegd werd bij de wet van 23 maart 2000: \’Elk kind heeft recht op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke, seksuele integriteit. De wet, het decreet (00\’) waarborgen de bescherming van dat recht\’ (B.S. 25 mei 2000).

Onderhoudsgeld voor de kinderen

De ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijf niet hebben, zal altijd moe­ten betalen voor

De kinderen aan de anderen ouder, ook al is zijn inkomen minimaal.

Die plicht vindt zijn oorsprong in de regel dat ouders samen voor hun kinderen moeten zorgen (art.203 B.W). Als de hoofdverblijf-ouder zijn bijdrage in het onderhoud van de kinderen vervult door dagelijks voor hen te zorgen, moet de andere ouder zijn deel van dit onderhoud inlossen onder de vorm van geld.

Hij moet ook voor de zomermaand, wanneer de kinderen tijdelijk bij hem wonen, onderhoudsgeld blijven betalen!

De hoofdverblijf-ouder mag het onderhoudsgeld naar goeddunken beste­den. De andere ouder mag hem niet verplichten om uitgavenboekjes bij te houden, of om het onderhoudsgeld geheel of gedeeltelijk op een spaarboek­je op naam van de kinderen te storten.

Bedrag van het onderhoudsgeld voor de kinderen

De vrederechter zal bij het bepalen van dat onderhoudsgeld vooral rekening houden met de inkomsten en lasten van beide ouders. Slaag je er niet in om gegevens te bekomen over het inkomen van je echtge­noot, dan kun je aan de vrederechter vragen dat hij de werkgever of de instelling die hem zijn sociale zekerheidsuitkeringen betaalt, beveelt hem mee te delen wat je echtgenoot van hen ontvangt of ontvangen heeft (art. 1253 quinquies Oer.W). Antwoorden werkgever of de andere inkomstenbronnen niet, dan kunnen ze veroordeeld worden tot een geldboete van € 100 tot 10.000 (x 5) en tot het betalen van een schadevergoeding aan jou (art. 926 Oer.W).